We zijn terug bij af. De antisemieten zijn weer salonfähig, schrijft Leon de Winter.
Vorige week maakte Ken Livingstone, de vroegere burgemeester van Londen, de opmerking dat Hitler in zijn jonge jaren een zionist was. Daarmee wil hij het zionisme ten diepste diskwalificeren. De afgelopen jaren zijn in Syrië vele malen meer slachtoffers gevallen, inclusief kinderen, dan in het hele Israëlisch-Arabische conflict bij elkaar, maar Livingstone heeft Assad nooit met Hitler vergeleken.
Livingstone is een antizionist. En met hem zijn er inmiddels tallozen die zich antizionist noemen, ofwel: zij zijn tegen de existentie van de staat Israël. Er is geen andere internationaal gestructureerde beweging die het bestaansrecht van een staat op deze manier betwist. Alleen de Joodse staat kent een dergelijke oppositie.
Die oppositie bestaat ook in de VN. De mensenrechtencommissie van de VN, de UNHCR, heeft meer veroordelende resoluties over Israël uitgevaardigd dan over alle andere landen in de wereld bij elkaar. Sinds 1948 zijn minimaal twaalf miljoen moslims door geweld om het leven gekomen – negentig procent hiervan door onderling geweld, ongeveer 0,6 procent in alle Israëlisch-Arabische conflicten. Toch veroordeelde de UNHCR Israël vier keer zo vaak als Syrië. Waarom bestaat deze obsessionele afkeer van Israël?
In een column over mij vorige week in nrc.next, geschreven door een antizionist, staat dat ik een „radicale holocaustheuger [ben], die vindt dat de Joden vanwege toen het volste recht hebben om Palestijnen te vermoorden, VN-resoluties aan hun laars te lappen en mensenrechten te schenden.”
Die term ‘holocaustheuger’ is interessant; ik had hem nog niet eerder gehoord. Hiermee wordt bedoeld, denk ik, dat ik me valselijk vastklamp aan de Holocaust met als doel ‘de Joden’ onder dekking van dode Joden het morele recht te geven Palestijnen te vermoorden.
Dit is een manier van redeneren die niet alleen antizionisten maar ook post-Holocaust-antisemieten veelvuldig gebruiken. De Joden misbruiken de herinnering aan de Holocaust om hun verderfelijke acties voor zichzelf te legitimeren, zo beweert de antizionist. Hiermee ontneemt hij de Joden hun eigen doden. Wat resteert zijn perverse Joden die niet eens hun doden kunnen eren, nee, ze misbruiken ze vanwege hun onnavolgbaar duivelse lust Palestijnen – bij voorkeur Palestijnse kinderen – te willen doden.
Zijn antizionisten de oude Jodenhaters met een vers masker?
De methode die gebruikt wordt om Israël te demoniseren, heeft een herkenbaar karakter: dicht de Joodse staat de ergste misdaden toe die de wereld kent, en concludeer dan dat die staat niet deugt. Ook de nazi’s pasten die methode met overgave toe. Reduceer Joden tot dieven, verkrachters, oplichters, kindermoordenaars, ofwel: ontmenselijk ze, en concludeer dat ze niet deugen. Noem de Joodse staat onafgebroken een apartheidsstaat die kinderen doodt, een staat die de herinnering aan de shoa misbruikt om de eigen misdaden te legitimeren, en dan heb je de oude Jodenhaat een nieuw jasje gegeven.

Hetzelfde deed de schrijver van dat artikel in nrc.next. Ik zou iemand zijn die „elke aanval van de Joodse staat op Palestijnse burgers toejuicht”. Ook zou ik „een racist [zijn], die Arabieren als een minderwaardige mensensoort beschouwt die baarmoeders gebruikt als wapen tegen de Joodse staat”. Howard Jacobson, de Britse schrijver die in 2010 de Booker Prize won, schreef in een artikel in The Wall Street Journal over een onderzoek naar antisemitisme in het Verenigd Koninkrijk. Wat hem opviel was de „onverzettelijke, onophoudelijke vijandschap ten opzichte van Israël die zich voordoet als belangeloze kritiek op het zionisme, maar waarvan de intentie steeds zichtbaarder wordt”. Jacobson: „Ik bedoel die aanvallen op de legitimiteit en de oorspronkelijke principes bij de oprichting van Israël; de retoriek van schuld waarmee de Israëlische regering en het leger bij elke scheet worden aangeklaagd, de ene keer de beschuldiging van een bloedbad, dan weer van genocide, ze worden vergeleken met de nazi’s, en Gaza met het getto van Warschau; de veronderstelling van doelbewust sadisme, van het zwelgen in slachtpartijen ongeacht de aanwezigheid van feiten of van een motief om dat te verklaren; en die kleine sinistere momentjes van twijfel – alleen maar twijfel; dat is toch goed? – over de vraag of het Israëlische leger alleen maar wilde helpen in Haïti om menselijke organen te verzamelen. Deze impliciete verbeelding […] van de oude figuur van de Jood als een kwaadaardig wezen, een genadeloze tegenstander, en, natuurlijk, van de moordenaar van kinderen.”
Op straat, bij pro-Palestijnse demo’s en nu zelfs in NRC